Een Portugese handelaar strandt in Kampen. Hij wekt verbazing en schrik met zijn negerslaafje aan een ketting.
Redersdochter Alijt gaat met hen op bedevaart naar Frieswijck. Ze moet er toch heen, omdat haar hond daartoe veroordeeld is door de schepenbank van Kampen.
En dan gebeurt er een wonder.